Interview

Jonathas de Andrade

over verantwoordelijkheid, twijfel en een 'mystieke touch'

Jonathas de Andrade (1982) is een beeldend kunstenaar uit de Nordeste-regio van Brazilië. Deze streek en haar inwoners vormen vaak het vertrekpunt voor zijn installaties, films en fotografie. Zijn werk onderscheidt zich door de speelse en fantasierijke manier waarop hij sociale ongelijkheden documenteert en bekritiseert. Ammodo sprak met Jonathas over de korte film Northern Winds van Ammodo Docs, de verantwoordelijkheid van de kunstenaar en de mystieke factor in zijn werk.

Ammodo Docs heeft de korte film Northern Winds over jou en je werk uitgebracht. Hoe heb je deze ervaring beleefd?

Voor mij was dit een hele verrassing. Normaal sta ik zelf achter de camera en probeer ik mensen te activeren die dan personages worden in mijn films of foto's. Voor de Ammodo Docs was het de eerste keer dat ik de controle over het narratief moest loslaten en dat een filmmaker, Maria Ramos, mijn proces volgde. Dat was uitdagend, maar ook erg bijzonder om mee te maken. In Northern Winds zie je het allereerste moment waarop ik contact maak met een gemeenschap. Dat moment heb ik nooit eerder gedeeld, omdat het echt het begin van een proces is. Voor dit werk volg ik de jangadeiros, zeelieden en vissers die traditionele vissersboten gebruiken in Maceió, mijn geboortestad.

Kun je iets vertellen over jouw manier van werken?

Ik begin altijd met een bepaald vertrekpunt: iets dat me persoonlijk, historisch of op generatieniveau intrigeert. Dat kan een idee zijn, een verbeelding, een visioen, of een document uit het verleden. In het geval van de jangadeiros was ik al lang gefascineerd door de cultuur rondom de zee, het doorzettingsvermogen van die vissers en hun gezamenlijke bewegingen om boten in en uit het water te krijgen. Dat werd mijn uitgangspunt. Daarna heb ik hen voorgesteld om precies die beweging – het te water laten en weer aan land brengen van de boot – keer op keer te herhalen. Zo kan ik beter begrijpen hoe mijn camera zich verhoudt tot dit mechanisme. Ik houd van het idee dat de camera zelf een personage is, dat dichterbij komt, meedoet, speelt – alsof de camera een kracht of een ziel heeft. Een deel van mijn werk is dan ook om te begrijpen waar die 'ziel' naartoe wil. Tegelijkertijd probeer ik een choreografie te creëren die ingrijpt in een bestaande dans. Deze mensen bewegen zich al op een bepaalde manier. Maar zoals ik in de film ook zeg: dit is allemaal potentieel materiaal – het mist nog iets surreëels. Zonder een mystieke ‘touch’ ben ik slechts aan het documenteren.

[row]
[row]

Wat is die mystieke ‘touch’ waar je in je werk naar op zoek bent?

Er is altijd wederkerige creatie tussen de persoon, de mensen of de gemeenschap die ik portretteer, en mijzelf als maker. Ik kan van alles verzinnen, maar de mensen bieden me iets aan: hun houdingen en hun lichamelijke waarheden. Het lichaam vertelt verhalen, over plaatsen, over gebeurtenissen of over hoe dat lichaam een geschiedenis met zich meedraagt. Bij de jangadeiros zie je de intimiteit met de zee en de gebaren die van generatie op generatie zijn doorgegeven: hoe ze knopen leggen, hoe ze het zeil dragen, hoe ze de boot tillen. Die intimiteit interesseert me en dat maakt deel uit van de mystieke factor die ik zoek. Ik zoek ook naar het moment waarop de realiteit speels wordt. Wanneer de realiteit speels wordt, wordt het niet alleen documentair, maar onthult het andere dingen, andere waarheden. Dan ontstaat er een derde element: iets tussen verbeelding en realiteit in. Het kunstwerk is eigenlijk een onderhandeling tussen wat ik mij voorstel of voor ogen heb en wat mensen mij aanbieden.

Je zei over je werk The Uprising (2012) dat het alleen mogelijk was ‘met het excuus dat het een film zou worden’. Probeer je bepaalde verhalen te veranderen?

Soms gaat het niet om het verhaal veranderen, maar om het gebaar. Soms overdrijf ik iets, bijvoorbeeld het aantal mensen op straat of ik stel een kleine verandering voor waardoor de schoonheid van het bestaan meer zichtbaar wordt. Er zit zoveel schoonheid in bijvoorbeeld vissers die op ambachtelijke wijze vissen of mensen die paarden en karren gebruiken als vervoersmiddel. We leven in een ingestorte wereld. Dus ik denk dat juist zulke dingen ons hart raken. Hetzelfde geldt voor Sugarcane ABC (2014). Taal helpt ons om andere niveaus van machtsverhoudingen te begrijpen, dus dat werk lijkt op een alfabet, maar met het excuus van een alfabet praten we over het analfabetisme van een groep mensen – arbeiders in de suikerrietoogst. Ik ben geïnteresseerd in een elementaire vorm van verzet van iemand of van een gemeenschap. Wat kunnen we van hen leren? En hoe kunnen we door hen betoverd raken? Want dat is het voor mij: hypnotiserend.

Een groot deel van je werk is speels en bevat humor, maar behandelt tegelijkertijd serieuze thema’s. Hoe navigeer je tussen die twee?

Ik vind het een mooi idee dat we een frisse blik kunnen vinden op zware onderwerpen en dat we daarin een kracht van poëzie of schoonheid kunnen ontdekken en zo kwesties zoals analfabetisme, armoede, uitbuiting en postkolonialisme aankaarten. Tegelijkertijd is het moeilijk om deze thema’s en de mensen die erbij betrokken zijn zo te benaderen dat het niet denigrerend is. Ik kom niet uit hun context, maar ik ben wel degene die het beeld maakt. Dat maakt het heel precair. Ik kan niet naïef zijn en armoede romantiseren. Ik denk dus veel na over hoe ik moet zijn, hoe ik mensen moet benaderen, hoe ik iets moet verbeelden, maar dan met respect zodat we tegelijkertijd samen iets opbouwen. Hoe kun je respectvol zijn, maar ook duidelijk en standvastig in je boodschap? Open zijn, maar toch helder. Hoe kun je spelen met die ambiguïteit? Het moet licht blijven, maar ik mag het niet idealiseren. Tegelijkertijd vind ik het wél mooi. Het moet serieus zijn, maar toch ontroeren. Dat is een ontzettend moeilijk evenwicht.

Dat is inderdaad een grote verantwoordelijkheid.

Klopt, ik denk dat kunst gepaard gaat met veel verantwoordelijkheid. En met de jaren is het me steeds duidelijker geworden dat wij als kunstenaars vertegenwoordigers van onze cultuur zijn. Ik heb in mijn leven de kans om kunstwerken of documenten te creëren van het heden en van de toekomst. Ik moet onderhandelen met mensen, naar hen luisteren en nadenken over de beelden die ik maak. Wat is de impact? Op de mensen zelf, op de cultuur, op mijn werk, op mijn boodschap? Dat vraagt veel energie van mij, maar het is ook een prachtig proces, een proces van volwassen worden en van begrijpen wat mij beweegt en dat weer omzetten in actie: in esthetische actie, poëtische actie… en waarom ook niet: politieke actie.

Je noemde ook het woord ‘twijfel’. Hoe ga je daarmee om in je werk?

Dat hangt natuurlijk af van het project. Als ik terugkijk dan zaten er in elk werk momenten van twijfel. Twijfel is niet iets om te onderschatten. Twijfel bevat namelijk het potentieel van meervoudigheid; iets kan nog alles worden. Het is het mysterie. Het is een uitnodiging om iets verder te onderzoeken. Ik heb dus veel respect voor twijfel.

Leidt twijfel ook wel eens tot onzekerheid?

Zeker, maar het gaat erom dat je onzekerheid leert zien als onderdeel van het proces. Onzekerheid is ook te begrijpen als openheid of wachten op het juiste moment, tot dingen helderder worden. Sugarcane ABC, bijvoorbeeld, presenteerde zich bijna als vanzelf aan mij. Ik vond een tijdschrift uit de jaren vijftig over de suikerrietindustrie met typografie op een achtergrond van suikerriet. Op dat moment wist ik meteen: dit moet ik met echte mensen doen. Het was voor mij meteen duidelijk dat ik mensen die nu in de suikerindustrie werken moest vragen om de letters te ‘zijn’. Maar bij de paardenrace (The Uprising) duurde het jaren voordat ik zekerheid voelde. Ik was erdoor gefascineerd, maar ik kwam er niet uit of ik één race moest organiseren met één wagen en één ruiter of juist meerdere races? Pas na jaren begreep ik dat het over collectiviteit ging. Bij The Fish (2016) kreeg ik het idee helder als een visioen, maar het duurde jaren voordat ik begreep hoe ik het in de praktijk moest uitvoeren. Het hangt dus echt af van het werk.

Je tentoonstelling in Foam in 2022 werd gezien als een belangrijke stap richting de Biënnale van Venetië. Kun je uitleggen waarom?

Mijn tentoonstelling in Foam was ontzettend belangrijk. Daarin heb ik verder kunnen experimenten met karton en mijn praktijk daarmee kunnen ontwikkelen. Ik kreeg van Foam het verzoek om te reageren op de Nederlandse koloniale periode in Pernambuco, in Recife. Ik heb toen onderzoek gedaan naar een groep vrouwen die al dertig jaar een verhaal opvoeren over een koloniale veldslag in de 17de eeuw waarin vrouwen Nederlandse soldaten versloegen. Dat vond ik een heel bijzonder en krachtig verhaal en de installatie die ik maakte werd erg betekenisvol voor mij. Ik ontdekte hoe objecten ook verhalen vertellers kunnen zijn. Daarnaast werd ik ook zekerder in het werken met karton. In hetzelfde jaar waarin ik werkte aan Tejucupapo Heroines Theater, het project in Foam, bereidde ik me ook voor op de Biënnale van Venetië met With the heart coming out of the mouth. Ook daarin werkte ik op grote schaal met kartonnen afdrukken van objecten. De tentoonstelling in Foam bleek dus een belangrijk experimenteel en voorbereidend traject.

Wat was de impact van de Biënnale van Venetië op jou persoonlijk?

De impact van Venetië is enorm. Het is een belangrijk moment in de carrière van elke kunstenaar. Maar voor mij was het extra bijzonder omdat ik Brazilië vertegenwoordigde tijdens de Bolsonaro-periode. Het land bevond zich op een dieptepunt van politieke spanningen, extreme ongelijkheid, en mensenrechten die steeds verder werden teruggedrongen. De situatie op straat was zwaar, met dakloosheid en allerlei vormen van sociale ongelijkheid. De genocide op inheemse volkeren bereikte een schandalig hoogtepunt. En juist in die context werd ik uitgenodigd om Brazilië te vertegenwoordigen in Venetië. De werken die ik daar toonde gingen over het onvermogen om te spreken, over gevoelens en situaties die nauwelijks te beschrijven zijn. In Brazilië gebruiken we vaak overdrijving of lichamelijke uitdrukkingen om over de absurditeit van het leven te spreken. Dat raakt aan ambiguïteit. Het was voor mij een zeer gedenkwaardige deelname en ik ben nog steeds bezig te begrijpen wat het precies betekent. Maar ik kan zeker zeggen: er is een leven vóór en een leven ná Venetië.

Wie of wat inspireert jou?

Wauw, dat is een moeilijke vraag, want ik haal mijn inspiratie uit zoveel verschillende dingen. Muziek, mensen, de manier waarop boeken zijn vormgegeven, hoe architectuur in een ruimte werkt, en hoe onze lichamen zich in die ruimte bewegen. Hoe taal zich manifesteert in twee letters en hoe die letters weer spelen met witruimte. Ik hou van cinema. Cinema is prachtig. Wat ik mooi vind aan hedendaagse kunst, is dat het een beetje van alles combineert. En ik denk dat dat mij tot kunstenaar maakt, omdat ik niet vastzit aan één discipline. Ik ben geen volwaardige filmmaker, en ook geen volwaardige fotograaf. Ik speel met fotografie, geschiedschrijving, design, grafisch ontwerp, film, en noem maar op. Al die dingen samen vormen de kunstenaar die ik ben.

Gepubliceerd op 22 mei 2025.

Foto's: Sander Coers