over de ontwikkeling van hedendaags theater
Bij TA regisseerde Van Hove onder meer La voix humaine van Jean Cocteau, The Fountainhead van Ayn Rand en Kings of war van William Shakespeare. Van Hove wordt met regelmaat gevraagd voor buitenlandse gastregies en zijn producties worden getoond op toonaangevende internationale podia als het Londense Barbican, BAM New York, Festival d’Avignon en de Wiener Festwochen. Afgelopen september ging het tweede deel van de Couperus trilogie, De dingen die voorbijgaan, in première tijdens de Ruhrtriennale. Eerder regisseerde hij in deze reeks De stille kracht.
‘Wij zijn het grootste repertoiregezelschap van Nederland. Wat ons onderscheidt, is dat we werken met een uitgebreid vast ensemble van acteurs in de klassieke zin van het woord. Kitty Courbois maakte tot haar tachtigste deel uit van ons ensemble; Robert de Hoog is nog maar achtentwintig. Andersoortige gezelschappen bestaan vaak vooral uit leeftijdsgenoten. Wat ons verder onderscheidt: wij maken onze voorstellingen in Amsterdam, maar we spelen ze op plekken over heel de wereld, zeventig tot tachtig voorstellingen per jaar buiten Nederland. Zo vervolgt in het seizoen van 2016/2017 The Fountainhead zijn wereldtournee naar Parijs, Seoul en Taipei, is Kings of war te gast in het prestigieuze BAM New York, heeft het Parijse L’Odéon naast The Fountainhead ook Medea uitgenodigd, gaan we met Song from Far Away voor het eerst naar Ierland en zijn zowel De stille kracht als Het jaar van de kreeft in Moskou te zien. We reizen de hele wereld over.’
‘Wij hebben in het buitenland een groot publiek gevonden. Wij spelen in prestigieuze theaters voor volle zalen, een heel bijzondere positie. En de ervaring die je daar opdoet, die neem je mee terug. Er is een wederzijdse beïnvloeding. Zo was São Paulo voor mij een revelatie, net als Taipei, waar we voor het eerst speelden: die nieuwsgierigheid! De honger van de mensen! De kennis van zaken! Ik kwam jonge mensen tegen die stonden te wachten aan de uitgang, die wilden een handtekening, want: “Ja, we hebben een voorstelling van u in Avignon gezien!”. Buiten het feit dat wij een ambassadeur van de Nederlandse cultuur zijn, nemen we die ervaringen mee terug naar het Nederlandse publiek. We houden een vinger aan de pols van de wereld. Want als je denkt dat je de beste bent, kan het zijn dat anderen je ondertussen voorbijsteken.’
‘Voor mij is Couperus de meest mondiale schrijver uit de Nederlandse literatuur. Hij behandelt thema’s die de Nederlandse grens ver overstijgen en de wereld aanbelangen. Zo gaat De dingen die voorbijgaan over sterfelijkheid. Over mensen van in de negentig, die op het einde van hun leven zijn, en het dan nog steeds moeilijk vinden om heen te gaan. Ze willen helemaal niet dood, want ze hebben nog genoeg moois om voor te leven. Dat is een van de centrale thema’s. Daarnaast is er nog een ander, dat mij zelf al een tijdje bezighoudt, en dat te maken heeft met de manier waarop wij samenleven. Dit boek is uit 1906 en eigenlijk toont Couperus zich daarin visionair. Al na een paar pagina’s stelt hij de vraag of de familie eigenlijk niet afgedaan heeft. Is het nog wel de hoeksteen van onze samenleving? Hij beschrijft, op dat moment al, een uitdijende familie, waarvan een deel in Londen woont, en een ander deel in Brussel, Nice en Nederlands-Indië. Wat hij beschrijft is eigenlijk een familie van onze tijd, waarbij je je al evenzeer kan afvragen wat begrippen als centrum en nestwarmte nog betekenen. Het is wat ik – en ik niet alleen – me ook al een tijdje afvraag: moeten we niet stilaan naar andere manieren en vormen van samenleven evolueren? Couperus overstijgt het kille Haagse milieu dat hij zo goed kende op zo’n universele manier, dat De dingen die voorbijgaan het verhaal van niet geleefde levens wordt, waar ook ter wereld.’
‘Wij hebben ervoor gekozen om niet één bepaalde theaterstijl te ontwikkelen. Er is niet een ‘Ivo van Hove-stijl’. Ik maak twee voorstellingen per jaar, we maken er in totaal zes tot zeven gemiddeld, dus over vier jaar tijd werken we met zeker elf verschillende regisseurs. Die kies ik omdat ik er iets mee heb, maar niet omdat we gelijkgezind zijn – niet in wereldvisie en zéker niet in theaterstijl. Ik wil regisseurs en regisseuses hebben die heel eigenzinnig zijn, die hun visie op het toneel willen brengen op de meest extreme, compromisloze, persoonlijke manier. En: mensen die thema’s en gevoeligheden behandelen die voor het publiek van vandaag leven. Thema’s die schokkend, ontroerend, meeslepend kunnen zijn, die iets vertellen over de dag van vandaag. Je komt naar TA om eigentijds theater te zien. Óók als je teksten van de Grieken speelt, of Molière, of Shakespeare: het moet over vandaag gaan, het moet vandaag relevant zijn. Toen ik bij Toneelgroep Amsterdam kwam, werd van ons verwacht dat we voorop zouden lopen. Dat we toonaangevend zijn is belangrijk, maar dat moet je niet krampachtig doen, dat moet wel natuurlijk zijn. Je moet niet denken: “We moeten hip zijn”, of zoiets, dan loopt het helemaal fout. Er was een tijd dat Nederlandse gezelschappen heel erg het accent legden op nieuwe Nederlandse stukken. Dat is een beetje verdwenen, maar die behoefte is er weer.’
Kunst die mij zegt wat ik moet denken en voelen, kunst met een moreel vingertje van “dit is goed en dat is kwaad”, ik vind niet dat dát de plek is die de kunst in de samenleving moet innemen. Voor mij is dat eerder de plek voor de politiek, die moet de orde brengen. Kunst moet wanorde, chaos, het chaotische tonen, datgene waar we vragen bij hebben. Ik vind het fantastisch om geprovoceerd te worden, door een schilderij, een dansvoorstelling of een muziekstuk. Ik merk bij mezelf dat ik, elke keer als ik een toneelstuk zie waarbij de antwoorden mij gegeven worden, schouderophalend buiten sta. “Ah, het is opgelost…” Terwijl het leven die problemen niet zó makkelijk oplost, lijkt mij. Door vragen te stellen, ontwikkelt je geest. Als je geen vragen meer te stellen hebt, ben je mentaal dood, eigenlijk. Dat probeer ik met mijn toneel te verwezenlijken door eerder vragen op te roepen, dan antwoorden te geven.’
‘Dat ondanks ingrijpende bezuinigingen die ook door de huidige regering worden doorgezet er fantastisch spannend theater gemaakt wordt. En dat zowel in de kleine als de grote zalen. Het barst van de initiatieven en de samenwerkingen. Ik geloof dat theater ook in de 21e eeuw tot de allerbelangrijkste kunstvormen zal blijven behoren.’
‘Wij hebben als gezelschap een heel complexe werking, die ongelooflijk rijk is, in de diepere betekenis van het woord, en die ons werk echt vooruitbrengt. Die confrontatie met de wereld heeft ook te maken met mijn opvattingen over toneel. Ik houd natuurlijk van toneel dat híer ongelooflijk krachtig en veelzeggend kan zijn, maar je hoopt toch dat als je wat je hier gemaakt hebt naar de andere kant van de wereld brengt, het daar óók krachtig is. Je hoopt toch dat je werk universeel is. Een heel rare ambitie misschien, maar dat hoop je.’
‘Maren E. Bjørseth. Reeds tijdens haar assistentschap bij Na de repetitie / Persona viel haar gedrevenheid, haar honger naar kennis en vakmanschap op. Haar afstudeerregie Een poppenhuis bracht haar eigenzinnige talent tot uiting en met Een bruid in de morgen realiseerde ze een kraakheldere voorstelling die zowel door pers als publiek omarmd werd. Ik zie haar productie na productie groeien en evolueren en ben benieuwd naar haar toekomstig werk.’