Stichting Ammodo, Voor kunst, architectuur en wetenschap

De regietalenten van Toneelschuur

over aanstaand werk, het maakproces en de ideale toeschouwer

De regietalenten van Toneelschuur
Vlnr: Loek de Bakker, Nina Spijkers, Nita Kersten, Abdel Daoudi,
Jessie L’Herminez, Steef de Jong

 

Toneelschuur Producties heeft zes jonge regisseurs geselecteerd die in de periode 2021-2024 de ruimte krijgen om hun artistieke visie te ontwikkelen in nieuwe theaterproducties. Ammodo sprak ze alle zes over hun aanstaande werk en hun beleving van het maakproces.

 

Welke fase van het maakproces vind je het inspirerendst?

Nina Spijkers: Mijn lievelingsperiode is, naast het repeteren, de periode tussen de keuze voor een stuk en de intensieve voorbereiding. Soms zitten er jaren tussen. Je stopt het project ergens achterin je brein in een kleine lade en dan ga je als een soort eekhoorn nootjes verzamelen. Het is een soort prettige gisting. Als je dan met je hele team de voorbereiding in gaat, trek je die lade open.

Jessie L’Herminez: Het leukst vind ik het repeteren. Daarvóór moet alles bedacht worden en is het werk vrij cerebraal. Op de vloer creëer en experimenteer je. Het hoeft nog niet goed of af te zijn maar je ontwaart wel glimpen van wat het zou kunnen worden. Er ontstaan dan dingen die ik nooit van tevoren had kunnen bedenken en dat is vaak magisch.

Loek de Bakker: De leukste fase van een nieuw project vind ik de eerste gesprekken met het artistiek team. Ineens komen er allerlei lagen, zienswijzen en ideeën van de decorontwerper, kostuumontwerper of componist bij. Vanaf dan ben je het samen aan het ontwikkelen en wordt de voorstelling alleen maar rijker.

Abdel Daoudi: De eerste week met de acteurs én de montageperiode. Na maanden van voorbereiding worden de acteurs gevoed en vindt er een enorme kruisbestuiving plaats. Deze ervaring komt het dichtst bij de eerste ervaring van het publiek. Als regisseur probeer ik zoveel mogelijk van deze eerste indrukken te registreren. De montageperiode is de week waarin alle disciplines samenkomen en de voorstelling tot een geheel wordt gesmeed. Hier worden de spannendste en belangrijkste keuzes gemaakt.

Steef de Jong: Het ‘verzinnen’: hoe wil ik het gaan doen, wat is er allemaal mogelijk? Dat vind ik de inspirerendste fase omdat ik dan een groot gevoel van vrijheid ervaar.

Nita Kersten: Ik zit nu in de schrijffase. Teruggetrokken in mijn tuinhuisje een wereld creëren met alleen mezelf en mijn laptop. Ik geniet daar echt van, maar uiteindelijk ben ik toch vooral een repetitiediertje. Het is iets met de geur van de studio of zaal, het zoeken met een groep gedreven mensen en de talenten van acteurs en medemakers ontdekken en benutten. Dat wint het van al het andere.

Steef de Jong
Jessie L'Herminez

Welke les uit een van je vorige projecten neem je mee?

Nina Spijkers: Er is nooit één waarheid, maar soms is de beste manier om dat te benadrukken door voor elk moment, elke scène, elke zin van de voorstelling heel duidelijk voor één waarheid te kiezen.

Jessie L’Herminez: 1. Niet alles hoeft te verklaren, te begrijpen of uit te leggen te zijn. 2. Een duidelijke keuze in vorm en concept geeft houvast, creëert duidelijke spelregels en inhoud. 3. Contrasten werken.

Loek de Bakker: Een bevriende schrijver en dramaturg heeft een bord in zijn huis met de tekst: ‘Maar staat dat er ook?’ Tijdens een eerste scriptbespreking wees hij meermaals naar dat bord. Een goeie reminder voor alle stadia van het proces. Je kan als regisseur van alles fantaseren over personages maar ziet of hoort het publiek dat ook?

Steef de Jong: De belangrijkste les is denk ik dat er altijd nog een extra stap te zetten valt. Je wilt niet op de finishlijn eindigen, maar er net voorbij.

Abdel Daoudi: Tijdens de lockdown werkten we op de achtergrond door aan Antigone. Ondanks de uitval door snotneuzen en ziekte, sneeuwstormen die ons weerhielden om bij elkaar te komen en de fysieke afstand, bleven we geloof houden in de waarde van het verhaal en de noodzaak om het te vertellen. Geduldig door blijven ademen en werken bleek de sleutel te zijn om de voorstelling af te kunnen maken.

Nita Kersten: Met mijn muziektheatercollectief Sir Duke heb ik bij Orkater als Nieuwkomer een aantal eclectische voorstellingen gemaakt waarbij muziek, fysiek spel, tekst of gewoon een vet idee de ingang tot materiaal kon zijn. Nu kies ik voor een kleine cast en een verhaal dat leidend is. Ik hoop veel te leren dat ik mee kan nemen als ik een volgende keer weer die eclectische stijl opzoek.

Nina Spijkers
Abdel Daoudi

Welke voorstelling van jouw hand is komend seizoen te zien bij Toneelschuur?

Nina Spijkers: In september begin ik met het repeteren voor Kasimir en Karoline, een kritisch volksstuk op een zalig feestelijke en spannende locatie: de kermis. Het gaat over de groeiende kloof tussen arm en rijk en over hoe mensen steeds vaker hun gevoel van eigenwaarde laten afhangen van status.

Jessie L’Herminez: We werken nu aan De stoelen, een absurdistisch stuk van Eugène Ionesco over twee mensen van negentig aan de vooravond van hun dood. Geïsoleerd van de buitenwereld spelen en verbeelden ze alles waar ze nog naar verlangen bij elkaar tot een apotheose. Een totaal onzinnige exercitie, die toch betekenisvol blijkt. De première is in september.

Loek de Bakker: Dit najaar maak ik mijn eerste voorstelling bij Toneelschuur: een toneelbewerking van de roman Het leven zelf van Roelof ten Napel. In dit boek volg je verschillende personages die gemeen hebben dat hun levenspaden op enig moment kruisten met dat van Amos, een talentvolle jongen die plots uit het leven stapte. Een ontroerend verhaal over de voortdurende poging ons te verbinden. Het wordt een muzikale voorstelling met vier twintigers die vol in het leven staan.

Abdel Daoudi: Ik sta aan het begin van een nieuw project. Naar alle waarschijnlijkheid wordt het een bewerking van het boek Geschiedenis van geweld van Édouard Louis. Zonder oordeel creëert hij een universeel verslag van hoe klasse je identiteit beïnvloedt. En hoe dit niet alleen een samenleving kan verscheuren maar ook familiebanden en sociaal-culturele relaties op gespannen voet zet.

Steef de Jong: Mijn voorstelling Eine Nacht in Venedig is net in première gegaan, een operette uit 1883 van Johann Strauss jr. Het is een groots opgezet muziektheaterspektakel dat zich afspeelt tijdens een carnavalsnacht in Venetië. Ik heb het stuk zo bewerkt dat het uitgevoerd kan worden door zeven performers. Zij zijn het orkest, het koor, het ballet, de solisten en zelfs de inspiciënten.

Nita Kersten: Komend seizoen maak ik de voorstelling Apocalyps. Samen met toneelschrijver Freek Vielen ontwikkel ik hiervoor een nieuwe tekst, geïnspireerd op het boek Into the Forest van Jean Hegland. Het vertelt het verhaal van twee zussen die samenleven in hun ouderlijk huis in een bos, terwijl de wereld buiten het bos langzaam instort.

Nita Kersten
Loek de Bakker

Als je iedereen kon uitnodigen, wie zou dan de ideale toeschouwer zijn om na afloop mee te praten over je werk?

Nina Spijkers: Sylvana Simons. Ik bewonder haar zeer als mens en als politicus en ik denk dat ik met haar een heel inspirerende conversatie zou kunnen hebben over hoe kunst reflecteert op de maatschappij en over het wereldbeeld in de voorstelling.

Jessie L’Herminez: De Russische regisseur Vsevolod Meyerhold. Ik zou hem graag om advies willen vragen. Hij werkte met acteurs aan een nieuwe, fysieke speelstijl en experimenteerde met het teksttoneel. Helaas werd hij in 1939 gevangengezet en gedood, omdat zijn kunst te avant-garde was.

Loek de Bakker: Filmmaker Xavier Dolan. We zijn bijna even oud, terwijl hij op zijn negentiende al debuteerde met een film waar ik met open mond naar zat te kijken. Hij schrijft, acteert, regisseert, doet kostuumontwerp en maakt bovendien films over dezelfde thema’s als waar ik theater over maak.

Abdel Daoudi: Albert Camus. Zijn filosofie is doorspekt van in opstand komen en je ergens tegen afzetten, maar tegelijk van solidariteit en de waarde van gemeenschapszin. Het is zowel tegenstrijdig als volstrekt logisch. De absurde realiteit erkennen dat het leven zinloos is maar daar toch tegen in opstand komen, dat spreekt mij heel erg aan.

Steef de Jong: Mijn oma, Petronella van Wijngaarden. Zij was variétéartiest in de jaren dertig van de vorige eeuw. Ze heeft in de beroemdste theaters van Europa gespeeld. Helaas is ze vroeg gestorven en heb ik daar nooit met haar over kunnen spreken. Dat zou ik natuurlijk heel graag doen aangezien ik veel inspiratie haal uit oude theatervormen als operette, revue en variété.

Nita Kersten: Mijn zoon van veertien. Hij hoort bij een generatie die al vanaf jonge leeftijd van de ernst van de klimaatcrisis is doordrongen. Al sinds hij in volzinnen kan spreken uit hij zijn zorgen over hoe we omgaan met de aarde. Hij dwingt mij om vooruit te kijken, verder dan mijn eigen leven. Door zijn zorgen serieus te nemen en een poging te doen dat angstige toekomstbeeld daadwerkelijk te schetsen, word je gedwongen te reflecteren op jezelf en je tijdgenoten. Dat vind ik ook zo boeiend aan dystopieën en het apocalyptische toekomstbeeld. Waarom vertellen wij deze verhalen en welke spiegel willen onszelf ermee voorhouden?

Lees hier meer over de zes regisseurs.

 

Groepsfoto: Bibi Veth

Portretten: Nienke Veneboer