Stichting Ammodo, Voor kunst, architectuur en wetenschap

Appy Sluijs

over nieuwsgierigheid en de plek van wetenschap in de maatschappij

Appy Sluijs

Appy Sluijs (38) is hoogleraar Paleoceanografie aan de Universiteit Utrecht. In 2017 won hij een Ammodo Science Award, maar hij kreeg ook al twee ERC subsidies, een reeks prestigieuze onderscheidingen en was lid van het bestuur van De Jonge Akademie. Hij zet zich in voor door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek, en voor een goede positionering van wetenschap in de samenleving.

Waar houdt een paleoceanograaf zich mee bezig?

Mijn vakgebied gaat over de geologische geschiedenis van zeeën en oceanen, en het klimaat. Om dat in kaart te brengen onderzoek ik sedimenten die ooit in het verleden op de zeebodem zijn afgezet. In die sedimenten zitten fossielen maar ook kleine zanddeeltjes, en daarmee kunnen we iets te weten komen over hoe de oceaan tijdens een bepaalde tijdsperiode in elkaar zat. Bijvoorbeeld wat er leefde, hoe zout of zoet het water was of hoe warm of koud het was. Door meerdere lagen in het sediment te onderzoeken is te zien hoe deze omstandigheden door de tijd heen veranderden.

Wat voor soort onderzoek is dat? Weet je waar je naar op zoek bent?

Traditioneel gezien is mijn vakgebied heel exploratief. Het is ook nog niet zo’n oud vakgebied. Het bestaat nu zo’n dertig, veertig jaar. Dus de manier van werken was “Nou, we hebben hier een stuk sediment, even kijken wat er in zit.” Er werd natuurlijk ook hypothese-gedreven onderzoek gedaan, maar de mate van exploratief werken was best groot. Dat wordt wel steeds kleiner omdat we steeds meer weten. Eigenlijk ook wel jammer, voor de romantiek.

Is de romantiek in je werk dan nu helemaal verdwenen?

Eén van de klimaatveranderingen in het verleden waar ik me de afgelopen jaren op gefocust heb, is ontdekt in 2003. Dat is echt recent. Er blijft dus gelukkig nog steeds wel een behoorlijk exploratief karakter in dit onderzoek. En ook als je kijkt naar wat we publiceren, dan zie je dat we heel vaak onverwachte dingen tegenkomen. We onderzoeken sedimenten met een bepaalde reden, maar in ongeveer de helft van de artikelen is de focus totaal anders dan we oorspronkelijk hadden bedacht. Zo zijn ook heel veel van de klimaatveranderingen die we in het verleden hebben geïdentificeerd, voor het eerst ontdekt zonder dat iemand verwacht had dat daar een klimaatverandering zat.

In 2017 kreeg je een Ammodo Science Award. Wat betekende dat voor jou en jouw onderzoek?

Toen ik die beurs kreeg was ik natuurlijk super blij. Er zijn blijkbaar mensen die jou zien zitten en je genomineerd hebben. Dat er dan vervolgens een commissie is die zegt: Deze gek vinden we goed genoeg voor zo’n prijs, dat is überhaupt een grote eer. Maar wat bijzonder is aan deze prijs is dat je ook daadwerkelijk geld krijgt voor een door nieuwsgierigheid gedreven fundamenteel onderzoek. Je kan al iets gaan doen voordat je echt een volledig omlijnd, doordacht plan hebt. Eigenlijk kun je op instinct werken en zeggen: Hier zie ik iets geks, en daar gaan we even naar kijken. Die vrijheid is iets bijzonders.

En waar ben je dan naar gaan kijken?

Eén van de dingen die spelen is de betere integratie van mijn vakgebied met wiskundige technieken. En dan vooral rondom het maken van trends, en de vraag van causaliteit: wat veroorzaakt nou wat, wat reageert op een verandering? We zien wel dat bepaalde dingen correleren, zoals temperatuur en koolstofdioxide. Maar wat je eigenlijk wilt weten is in hoeverre die elkaar beïnvloeden. Hoeveel van de opwarming die we zien komt nu daadwerkelijk door die koolstofdioxide? En andersom: hoeveel van die koolstofdioxidestijging komt er eigenlijk door de positieve terugkoppeling tussen koolstofdioxide en temperatuur? Er zijn vooruitgangen geboekt in de wiskunde waarmee we causaliteit beter kunnen bekijken, en de waarschijnlijkheid van de causaliteit kunnen bepalen. Maar daar zitten allemaal haken en ogen aan waar we nog verder over na moeten denken. Daarnaast is er ook een verbetering nodig van de manier waarop wij data genereren om ervoor te zorgen dat ze beter geschikt zijn voor dit soort wiskundige technieken. Dat is een andere focus dan die ik nu heb, en ook eigenlijk meer een instinct. Ik kan nu nog niet aantonen of het werkt, dus ik kan hier nooit een voorstel over schrijven en dat gefinancierd krijgen. Maar met dit geld kan het wel, en ik heb nu iemand aangesteld die daarmee aan de slag gaat. Dat had nooit gekund zonder Ammodo.

Op welke doorbraken zit jouw vakgebied nog te wachten?

Die causaliteit is wel echt een ding. Als we dat beter kunnen bevatten zou dat echt al een grote vooruitgang zijn. We zien koolstofdioxide en temperatuur wel samen, tegelijk variëren, maar exact kunnen kwantificeren hoeveel van die opwarming is veroorzaakt door koolstofdioxide en hoeveel juist vice versa is echt een grote vraag. Het andere ding waar we hopelijk iets over kunnen zeggen, dat zijn omslagpunten, tipping points. We zien dat er plotselinge veranderingen optreden in het verleden. Dus wat veroorzaakte dat? Een bekend voorbeeld van zo’n mogelijk omslagpunt is het dooien van de toendra door opwarming, waardoor daar ineens veel methaan kan vrijkomen die de klimaatverandering nog meer versterkt. De vraag is of dat invloed heeft en hoeveel.

En hebben die doorbraken nog gevolgen voor de klimaatmodellen?

Als we nu kijken naar de toekomst dan weten we dat een verdubbeling van de koolstofdioxideconcentratie op termijn leidt tot een opwarming tussen de anderhalve en vierenhalve graad. Dat antwoord komt uit de natuurkunde, al sinds 1979. Niet veranderd. We weten inmiddels veel meer over de natuurkunde van het klimaatsysteem, maar die onzekerheid of het nu anderhalf of vierenhalf is, is niet verkleind. Dat is niet acceptabel. Dus dat willen we echt beter, dat móet echt beter.

Hoe kan dat dan? Zou die onzekerheid niet af moeten nemen?

Meer kennis leidt niet altijd tot meer zekerheid, omdat je fundamenteel aan het kijken bent naar hoe het klimaatsysteem werkt. Welke factoren hebben er allemaal invloed op? Hoe spelen factoren op elkaar in, en op welke tijdschaal? Dan kom je er ook achter dat er dingen in het klimaatsysteem spelen waar je eigenlijk nog geen rekening mee had gehouden. Dat vergroot juist de complexiteit en de onzekerheid. Het is zelfs heel vaak zo dat de onzekerheid groter wordt in zo’n traject. Dat die onzekerheid, ondanks dat we het klimaatsysteem nu zo veel beter snappen, eigenlijk niet groter is geworden is dus eigenlijk goed nieuws. Dus je kunt het ook als iets heel knaps zien. Maar goed, wat we willen is de onzekerheid verkleinen.

Is er een sterke drang om jouw onderzoek direct toe te passen op de verhitte discussie over het klimaat? Hoe ervaar je jouw contact als onderzoeker met de maatschappij?

Dat ligt eraan. Wat wij uit het verleden leren ondersteunt wat er uit de natuurkunde komt over de klimaatverandering. Elke steen die wij omdraaien laat óók zien dat koolstofdioxide een grote invloed heeft op het klimaat. Dus in die zin is wat wij naar buiten brengen niet anders. Maar omdat ik niet met een klimaatmodel te maken heb, en dus geen abstracte simulatie van de toekomst heb geproduceerd, heb ik wel een heel andere belevingswereld. Als ik een lezing geef, is het voor mij veel makkelijker om te laten zien wat ik interessant vind. Ik kan daadwerkelijk laten zien dat er ooit stuifmeelkorrels van palmen gevonden zijn bij de Noordpool. Iedereen kan zich daar iets bij voorstellen en vindt dat interessant. Dus in die zin is het voor mij veel makkelijker om een connectie te maken met mensen buiten de universiteit dan een gemiddelde persoon die projecties maakt voor klimaatverandering in de toekomst.

Ik voel een ‘maar’ aankomen…

Waar het lastig wordt, en dat is ook echt iets waar we in de academie beter over moeten praten, is de vraag tot hoe ver de rol van de wetenschapper in maatschappelijke discussies reikt. Laat ik het zo zeggen: wetenschappers genereren feiten, als we het heel plat zeggen, en die feiten worden in de wetenschappelijke discussie tot in de oneindigheid aan de tand gevoeld. Op een gegeven moment komt er een soort van consensus uit, in de trant van “dit is wel behoorlijk robuust.” Wat je wilt voorkomen is dat bij die feiten in het publieke debat weer vraagtekens worden gesteld. Want dat is namelijk al door een hele reeks experts in het veld gedaan. Dus je moet in de publieke discussie heel voorzichtig zijn met feiten die vanuit de wetenschap komen. Maar wat er op grote schaal in het publieke debat gebeurt, is dat de conclusies die vanuit consensus in de wetenschap zijn gegenereerd, opnieuw ter discussie worden gesteld. Zelfs door politici.

Je hoeft daarvoor inderdaad niet lang te zoeken. Dus als Donald Trump zoiets zegt als “Het is nu zó koud. Die global warming bestaat helemaal niet.” Wat doet dat met jou als je zoiets leest?

Inmiddels moet ik daar natuurlijk een beetje om lachen, want ik ben wel gewend aan die discussie. In Nederland is dat niet anders. Tot voor kort waren er drie politieke partijen die dat statement hadden, namelijk de VVD, het Forum voor Democratie, en de Partij Voor de Vrijheid. En die vinden dus gehoor bij een bepaald deel van het electoraat. Ik snap wel dat het gebeurt, klimaatverandering is een unheimische waarheid en mensen willen daar niet aan. Je ziet precies hetzelfde in de discussie over vaccinaties, waar een heel ander deel van de bevolking zich tegen keert. Waar bij het klimaat met name de lager opgeleide mensen het probleem bagatelliseren en gehoor vinden bij de partijen die zich afzetten tegen het establishment, gaat het bij de vaccinaties juist over een deel van de bevolking dat hoger opgeleid is en behoorlijk links georiënteerd. Maar het effect is precies hetzelfde.

Hoe komt dat dan?

Een deel van de bevolking wordt gevoed door bepaalde niet-wetenschappelijke informatievoorziening. Het internet speelt daar een belangrijke rol in. Het internet is een enorme vergaarbak van ongecontroleerde informatie, waar je altijd vindt wat aansluit bij jouw belevingswereld. En dát is waar de wetenschap echt een andere rol speelt dan vroeger. Vroeger werd alles wat uit de wetenschap kwam voor het grootste deel, door in ieder geval de belangrijke maatschappelijke spelers, geaccepteerd. Maar die autoriteit van wetenschap is volledig veranderd omdat iedereen nu opiniemaker is. We moeten ons nu op een andere manier verhouden tot de publieke discussie, omdat de wetenschappelijke feiten, hoe waardevol ze ook zijn, steeds meer ter discussie worden gesteld in het publieke domein.

Hoe kunnen we dit veranderen?

Ik denk dat er twee belangrijke wegen zijn. De eerste is toch het onderwijs. We moeten zo goed mogelijk laten zien wat een wetenschappelijk inzicht betekent, waar het doorheen is geweest voordat het überhaupt de maatschappij in rolt. We hebben zelf een website gemaakt (tippingpointahead.nl). En die gaat niet zozeer over ‘wat hebben we nou gevonden,’ maar meer over ‘welke vraag stellen we en hoe proberen we die op te lossen? En hoe lang duurt dat?’ Misschien dat mensen dan enigszins een idee krijgen wat het betekent als een wetenschapper iets zegt.

Het tweede waar we echt iets aan moeten doen is de manier waarop we communiceren met de maatschappij. En dat gebeurt ook al steeds meer hoor. Je ziet dat er echt honderden wetenschappers in Nederland zijn die, ondanks de werkdruk, persoonlijk contact maken met mensen door lezingen te gaan geven. Ze gaan naar scholen, of zoeken docentenverenigingen op om te laten zien wat er gebeurt. Zo’n docentenvereniging speelt een ontzettend grote rol denk ik, en docenten zijn hier ook echt naar op zoek. Maar niet alleen docenten kunnen ambassadeurs zijn, ook andere mensen in de maatschappij die veel in contact zijn met allerlei verschillende mensen. Daar kun je een enorm effect mee bereiken, maar dat moet je slim doen. Ook dat is iets waar de universiteit zichzelf in kan heruitvinden. Ten slotte vind ik dat het ministerie zijn verantwoordelijkheid moet nemen, want uiteindelijk wil je toch op feiten gebaseerd beleid maken, en daar is democratisch draagvlak voor nodig.

Lees hier meer over het werk van Appy Sluijs.

Tekst: Stephan van Duin

Beeld: Florian Braakman